Gerard Rasch, geboren op 8 december 1946 in het Friese Baarderadeel, studeerde in Amsterdam Slavische talen. In 1969-1970 verbleef hij een aantal maanden in Polen, waar hij zijn Deense vrouw Tove Dueholm Nielsen ontmoette. Hij verhuisde naar Kopenhagen, vervolgde daar zijn studie Pools en begon te vertalen. De eerste vertaling was meteen een keerpunt: De kaneelwinkels van Bruno Schulz. Het werk van Schulz zou beslissend zijn en blijven; 25 jaar na de eerste vertaling maakte hij een nieuwe, die hem in 1997 de Martinus Nijhoff-prijs opleverde. Gerard Rasch vertaalde niet alleen uit het Pools, maar ook uit het Russisch (zoals proza van Bitov en Dombrovski) en Deens (proza en poëzie, van onder anderen Vagn Lundbye en Henrik Norbrandt). In 1982 keerde hij naar Nederland terug met vrouw en twee kinderen.
De toekenning van de Nobelprijs aan Wislawa Szymborska in 1996 leverde al bredere waardering op voor Gerards vertaalwerk – hij was al bezig aan de vertaling, die door de prijs een ongekende bestseller zou worden, zeker voor poëziebegrippen. In de laatste jaren van zijn leven werkte hij als specialist mee aan de Nieuwe Bijbelvertaling, waarvan onder andere de vertaling van het boek Job door hem in vloeiend, poëtisch Nederlands werd weergegeven. Het Poetry International festival in Rotterdam, waar hij veel bij betrokken was, koos voor de editie 2004 naar Gerards idee voor het thema ‘Het Heilige Boek’. Hij zou er zelf niet meer bij zijn.
In 2003 werd Gerard ziek. Hij bleek te lijden aan kanker. Op 10 maart 2004 stierf hij na een verzoek om euthanasie, in zijn woonplaats Culemborg. Tot op het laatst is hij blijven werken, onder andere aan de verzameling Poolse poëzie van verschillende dichters, die in 2005 verscheen als Memento.