Tag archieven: Czeslaw Milosz

De terugkeer van Czesław Miłosz (Nexus, 2002)

In het voorwoord bij het eerste deel van zijn verzamelde poëzie, verschenen in 2001, schrijft Czesław Miłosz: ‘Ik denk dat de gezondheid van de poëzie het streven is om zoveel van de werkelijkheid te vangen, als maar mogelijk is.’ De vraag wát de werkelijkheid is, beantwoordt Miłosz principieel niet, want wat verschillende filosofen ook mogen beweren: de wereld bestaat. Het leven is geen droom. De materiële en sociale wereld bestaan, naast de innerlijke, naast bewustzijn en herinnering, de wereld van de mens naast de natuur, het heden naast het verleden, het wereldse domein naast het goddelijke, de geest naast et lichaam. Men dient de namen voor het bestaande te vinden.

Vandaar dat zijn gedichten altijd naar een werkelijkheid buiten de tekst verwijzen en nooit hermetisch zijn, opgesloten in zichzelf. Vandaar ook hun grote visualiteit en concreetheid. Miłosz heeft respect voor de wereld van de zichtbare dingen, omdat ze ‘de bewonderenswaardige eigenschap van het zijn, ofwel esse bezitten,’ zoals hij in het hierboven geciteerde voorwoord zegt, ‘een respect dat mij is ingeprent door mijn katholieke opvoeding.’ Zijn poëzie is in hoge mate mimesis, nabootsing, herhaling van de wereld.

Lees hier verder

Nawoord bij Czesław Miłosz, Het dal van de Issa, 1981

Op de vraag: ‘Ziet u verband tussen uw poëzie en uw romans?’ antwoordt Czesław Miłosz: ‘Mijn romans? Maar die zijn er niet! Die twee boeken fiction die ik geschreven heb kunnen toch geen romans worden genoemd?’ (Aleksander Fiut, Gesprekken met Czesław Miłosz, voorpublicatie in het Poolse tijdschrift Pismo, nr. 1, 1981). De twee boeken waarop Miłosz doelt zijn de politieke roman De verovering van de macht, die over de communistische machtsovername in Polen handelt, en Het dal van de Issa, beide in 1955 in Parijs uitgegeven. De eerstgenoemde roman, waarover hij de Prix Littéraire Européen kreeg, was in 1953 reeds in het Frans verschenen; het is een boek dat hij nu zeer laag aanslaat, het werd min of meer op bestelling geschreven. De tweede roman, vertelt hij in hetzelfde interview, is op het niveau van de feiten waarheidsgetrouw, autobiografisch, maar moet desalniettemin als fictie worden beschouwd: het materiaal is in een bij uitstek literaire vorm gegoten. Vanaf het begin is het duidelijk dat er hier een dichter aan het woord is die niet onder de dekmantel van de derde persoon de wereld van zijn kindertijd reconstrueert, maar eerder een wereld, met in het middelpunt een kind, schept. De jeugd van de hoofdpersoon, Tomasz Dilbin, komt trouwens slechts zeer gedeeltelijk overeen met de jeugd van de schrijver. Miłosz werd weliswaar daar geboren waar de romanhandeling is gesitueerd, maar bracht er slechts een klein deel van zijn bewuste leven door, de jaren 1918-1920, terwijl Tomasz zijn geboortegrond pas op bijna veertienjarige leeftijd voor het eerst verlaat.

Lees verder: Nawoord bij Czesław Miłosz, Het dal van de Issa, 1981