Een aardig experiment: een schrijver gaat in januari aan zijn bureau zitten en begint te schrijven over alles wat zoal in hem opkomt, herinneringen, invallen en actuele gebeurtenissen, en eind december houdt hij op. Tadeusz Konwicki probeerde het voor het eerst in 1975, met als resultaat het boek Kalender en clepsydra, dat in 1976 furore maakte onder lezers. Het is één lange aaneenschakeling van anekdotes over collega’s, reisbelevenissen, impressies en humoristische beschouwingen over literatuur. Iedereen was verrast. Had Konwicki zijn epische ambities opgegeven? Was dit een plaagstoot naar de kritiek die steeds vaker begon te zeggen dat Konwicki zich herhaalde.
In 1981 wilde Konwicki het kunststukje van 1975 nog eens overdoen en gaf het de titel Maansopgangen en maansondergangen mee. Hij sloot het af op 13 december, de dag waarop de staat van beleg werd afgekondigd en er een eind kwam aan de legale activiteiten van Solidarność. Het schrijven gaat hem in 1981 beduidend minder vlot af dan in 1975 – hij klaagt er steen en been over – ook al hoeft hij dan niet aan de censuur te denken zoals zes jaar tevoren.
Lees verder: Nawoord bij Tadeusz Konwicki, Maansopgangen en maansondergangen