Geschreven voor en opgenomen in een bundel met herinneringen aan Herbert, Upór i trwanie, Wspomnienia o Zbigniewie Herbercie, Wyd. Dolnośląskie, 2000.
Eerst was hij een dichter die ik niet wilde lezen: het enige wat ik van hem wist was dat hij de klassieke mythologie en de antieke cultuur in zijn gedichten vertolkte en daar moest ik toen niets van hebben. Ik kwam net van het klassieke gymnasium, het was eind jaren ’60 en ook in Nederland revolteerden we tegen alles wat tot de ‘oude’ tijd behoorde, tot de wereld van onze ouders. Ik studeerde Russisch en had Pools als bijvak gekozen en was verder meer in linguïstiek geïnteresseerd dan in literatuur, ik las veel, maar uitsluitend proza. Als het poëzie was, dan de Russische. Mijn eerste contact met de Poolse actualiteit was maart ’68: je kon toen nog Poolse kranten kopen in de Amsterdamse Kalverstraat, Życie Warszawy en Życie literackie en soms Trybuna Ludu. Ik worstelde me door de nowomowa [newspeak] van Gomułka’s Polen heen en begreep er niets van. Wat ik in de kranten las, leek me gespeend van elke logische samenhang. Op 21 augustus 1968 logeerde ik bij een Poolse kennis in Wrocław, na een verblijf in Dubčeks Tsjecho-Slowakije; ’s nachts hoorden we vliegtuigen overvliegen in zuidelijke richting en iedereen wist meteen wat er aan de hand was. Door de straat schalde Radio Free Europe. Een week later vertrok ik naar Warschau voor een zomercursus Pools aan de universiteit. Maart en de invasie kwamen niet ter sprake, er leek niets gebeurd. Maar er moest een ander Polen bestaan, waarover de kranten niet schreven of waar de kranten overheen schreven. Ik wist al, uit een tv-documentaire van Milo Anstadt uit naar ik meen 1967, dat niet alle Polen communist waren en dat sommigen dat ook durfden te zeggen. Dat maakte diepe indruk op mij.
Lees hier verder: Broze schoonheid. Herinneringen aan Zbigniew Herbert